Zodra je weet welk fruit je waar wilt, volgt het planten. Deze stap doe je maar één keer. Plant op het juiste moment, voorzie voldoende ruimte en zorg voor een goede nazorg.
Het juiste moment
Fruitbomen kun je planten van november tot eind maart, wanneer ze in rust zijn. De beste periode is november, na het vallen van het blad. Perziken en abrikozen vormen hierop een uitzondering. Deze bomen plant je pas in maart, omdat de jonge bomen vorstgevoelig zijn. Kies voor het planten een rustige, bewolkte dag. Vermijd vorst en plant nooit na dagen van onophoudelijke regen wanneer de bodem volledig met water verzadigd is.
Volle grond of in pot
Plant indien mogelijk in de vollegrond: dat is gemakkelijker én beter voor de planten. Ze genieten dan van een stevige verankering en hebben toegang tot een groot water- en voedingsreservoir waardoor ze minder zorg vragen. Heb je alleen een terras of balkon, dan kun je bessenstruiken, klimmers, vijgen en ook kleine fruitboompjes (kolombomen of minitrees) in grote potten kweken. Zorg ervoor dat de pot diep en breed genoeg is. De potgrootte hangt af van de gekozen plant:
- Een jonge bessenstruik plant je in een pot van 5 of 10 l. Verpot je bessenstruik om de paar jaar naar een grotere pot, tot maximaal 30 l. Of plant je jonge plant meteen in een grotere pot, in combinatie met aardbeien of groenten.
- Voor druiven, kiwi of kiwibes kies je al van bij het begin een pot van 20 l.
- Voor fruitbomen en vijgen begint de potgrootte het best bij 40 l, maar ruimer kan ook.
In een pot kan te weinig water een probleem vormen, maar te veel water is nog erger. Vooral in de winter kan de potgrond verzadigd raken met water waardoor de wortels kunnen verdrinken en afsterven. Zorg er dus voor dat er altijd afwateringsgaten in de bodem van de pot zitten. Je kunt de potgrond ook zanderiger maken, zodat het water beter wordt afgevoerd. Vul de pot voor een derde met (zoutrvij) metselzand, lavagruis, perliet of vermiculiet. Die laatste twee zijn wat lichter zodat je de pot gemakkelijker kunt verplaatsen. Geef steeds de voorkeur aan biologische potgrond, zonder kunstmest én zonder turf.
Hoeveel ruimte is er nodig?
Neem de plantafstand ruim genoeg. Het heeft geen zin om een fruitboom te planten die later over onvoldoende ruimte beschikt. Een fruitboom die je jaarlijks zeer kort moet terugsnoeien, is niet gelukkig en levert weinig vruchten op.
Plantafstand/breedte
- Hoogstam: 8 tot 12 m
- Halfstam: 5 tot 8 m
- Laagstam: 2 tot 4 m
- Leifruit: 0,4 tot 2 m
- Fruithaag: 0,5 tot 1 m
- Kolomboom en fruitstruik: 0,3 tot 0,4 m
Let op, deze plantafstanden variëren naargelang de fruitsoort. Een hoogstam walnoot wordt meer dan 15 m breed, terwijl een hoogstam perzik maar 8 m breed wordt.
Planten
Net voor het planten graaf je een put waarin de wortels van het plantgoed voldoende ruimte hebben. Voor een fruitboom maak je het plantgat ongeveer 50 x 50 x 50 cm groot, voor struiken mag dat iets kleiner, ongeveer 40 x 40 x 40 cm. Controleer met een spade op de bodem van het gat of er geen stenen liggen of een verdichte laag aanwezig is. Die moet je verwijderen of doorbreken.
Knip de beschadigde wortels af voor het planten. Spreid de overige wortels goed uit over het
plantgat. Bij het opvullen van het plantgat, schud je de fruitboom of -struik licht op en neer zodat de aarde zich tussen de wortels verspreidt. Trap na het opvullen de aarde zeer lichtjes aan. Geef daarna ongeveer een volle emmer water. Bedek de naakte grond ten slotte met een mulchlaag.
Plant de boom altijd iets hoger dan gewenst want zodra de aarde zich zet, zakt de boom enkele centimeters. Dit is vooral belangrijk voor geënte fruitbomen waar de entknobbel net boven de wortels ligt. Deze mag nooit onder de grond komen omdat de bovenstam anders wortels vormt en je een heel andere boom krijgt. Bij een struik wil je daarentegen dat de vertakking net onder het grondoppervlak begint. Zo zal de struik meer wortels vormen.
Ondersteun de boom
Bij de aanplant van bomen, plaats je in het plantgat altijd eerst een steunpaal. Een pas verplante boom staat nog niet stevig in de grond en heeft de eerste jaren steun nodig. Voor hoog- en halfstammen verwijder je de palen na 3 of 4 jaar. Laagstammen hebben hun hele leven lang steun nodig, dus daarbij verwijder je de palen nooit.
Zet de steunpaal ongeveer 10 cm van de boom aan de kant van de overheersende windrichting (doorgaans het westen). Zo blaast de wind de boom van de paal weg en ontstaan er minder schuurwonden. Bind de fruitboom na het planten vast met behulp van een brede elastische band (bijvoorbeeld een stuk fietsband) in een achtvorm, zodat de boom niet tegen de paal schuurt en span hem niet te hard aan om insnoering te voorkomen.
Aanplantsnoei
Vaak werd het plantgoed al gesnoeid in de boomkwekerij. Een goed gesnoeide boom heeft 3 tot 5 gesteltakken, die mooi verspreid over de hoofdtak groeien. Als jouw boom er meer heeft, kun je dus het best na de aanplant nog snoeien.
Bodemverbetering
Plant je een in een klei- of zandbodem? Meng dan twee emmers compost door de uitgegraven grond. Compost verbetert de structuur van de bodem en verzacht de uitgesproken eigenschappen: een kleibodem wordt losser en luchtiger; een zandbodem wordt steviger en houdt beter water vast.
Je kunt ook wat aarde van onder een gezonde fruitboom in het plantgat mengen. In die aarde zijn de ‘goede’ schimmels, die groei bevorderen, immers al aanwezig. Zo geef je een groeivoorsprong aan je planten.
De Velt-groepen organiseren heel wat workshops, lezingen en andere activiteiten over koken, tuinieren en meer. We verzamelen ze voor jou in een handige activiteitenkalender met kaart.
Heb je nog een vraag over dit thema en ben je lid van Velt? Dan kun je te rade gaan bij een van de Velt-experten.
Leden van Velt weten meer
Voor kennis en praktische tips over ecologisch tuinieren, leven en koken moet je bij Velt zijn.
- Het tijdschrift Seizoenen barst van de nuttige weetjes.
- Onze boeken maken van jou een tuinexpert of meesterkok.
- En wat dacht je van de vele workshops en lezingen?
Geniet van deze schat aan informatie.