Hoog op een Hagelandse heuvel en gedeeltelijk verscholen achter de meidoornhagen ligt Malushof, een van de deelnemende tuinen aan de Velt-ecotuindagen. Met een zonnehoed op en daaronder een brede glimlach duikt Erwin Rooms plots op in zijn bloemenweide – ik schrik er zelfs even van. Even later kom ik ook zijn vrouw Annemie – Mien voor de vrienden – blootsvoets tegen in de tuin. En wat meteen opvalt, zijn de vele bloemen.
Tuinontwerp
‘Toen we dit huis tien jaar geleden kochten, was de 67 are grote tuin al aangelegd’, steekt Erwin van wal. ‘We hebben de indeling grotendeels behouden: het terras, de vijver, de boomgaard, de parking.’
Mien vult aan: ‘Maar er was veel gazon en geen bloem te bespeuren.’.
‘Ik vind tuinontwerp belangrijk’, zegt Erwin. ‘Een tuin dient rust en verwachting te scheppen. Je hoeft niet alles meteen te zien. Daarom ben ik veel bezig met opsnoeien, om transparantie te creëren. Zo wilde ik het bamboebosje vroeger weg, maar het ontbrak me aan een goede rug. Dus snoei ik hem op: ik haal alle zijdelingse blaadjes langs de stengel weg. Zo krijg je een subtiele doorgang naar een ander stuk tuin.’
Hulp van de ratelaar
Vandaag kijk ik op een zee van bloemen en planten: knoopkruid, betonie, heelblaadjes, agrimonie, beemdkroon … Er zijn drie bloemenweides, al spreekt Erwin liever van bloemrijk grasland. ‘Men stelt het vaak te simpel voor: strooi wat bloemenzaad uit en je hebt het hele jaar mooie bloemen. Zo werkt het helaas niet. Het is constant bijleren en pure ecologie. Je start iets en geeft het over aan de natuur. In tegenstelling tot borders: die kun je meer controleren en gemakkelijker onderhouden. Het probleem in Vlaamse tuinen is dat de grond te rijk is. Daardoor is het gras in het voordeel en wint het van de bloemen. Er mag wel gras staan in bloemrijk grasland, maar de kunst is het onder controle te houden. Je wilt vermijden dat hoog gras plat valt en de bloemen verstikt.’
'Ik koop nooit bloemenmengsels: ik verzamel zelf zaad in de omgeving'
‘Een hoog stikstofgehalte is nefast voor een geslaagde bloemenweide. Om het te verarmen, heb ik een stuk helemaal afgeplagd. Met de boshak. Maar ik krijg ook hulp van de ratelaar! Deze plant parasiteert namelijk op gras, dat dan verzwakt. In het Engels wordt ratelaar niet zomaar meadow maker genoemd. Je hebt wel veel planten nodig en om te kiemen heeft het vocht nodig. Tip: zaai in het najaar.’
Wegbermborders
‘Ik koop nooit bloemenmengsels: ik verzamel zelf zaad in de omgeving. Voornamelijk in wegbermen. Dat is zo’n beetje de enige plek waar je in verstedelijkt gebied bloemen aantreft. Vorig jaar vond ik glad walstro. En witte munt en moerasandoorn. Ik spreek graag van wegbermborders: met bloemen uit de bermen je tuin maken. Ik combineer veel voorkomende planten als boerenwormkruid en sint-janskruid met cultivars. Hoe dichter bij huis, hoe meer cultivars, hoe verder, hoe minder je er vindt: dat is mijn eigen gestelde regel. Ik geloof dat je met inheemse bloemen en planten een mooie tuin kunt creëren.’
Maaibeheer
Wanneer maai je je bloemrijk grasland? En hoe, en waarmee, als alles 1,5 meter hoog staat? ‘Die vragen krijg ik vaak. Ik doe veel met de zeis, maar ik heb ook een bosmaaier en een maaibalk. Soms is het slim om ofwel voorjaarsbloeiers, ofwel zomerbloeiers te kiezen. Dat vergemakkelijkt je maaibeheer. Bij wijze van experiment heb ik eens halverwege gemaaid met de haagschaar, op zo’n 40 cm hoogte. Zo ben ik verlost van uitgebloeide zaken die het geheel rommelig doen ogen – zoals groot streepzaad, én kan ik blijven genieten van de zomerbloeiers. Het visuele aspect is ook belangrijk, toch?’
'Onze tuin is een gesloten systeem: al het maaisel en snoeisel blijft in de tuin'
Malus
Inmiddels zijn we via de moestuin en een mediterrane geurtuin bij de boomgaard beland. Van daaruit kijk je uit over het Hageland. ‘We kochten deze plek ook voor dit uitzicht. Je vindt hier vooral oude appelrassen. Naast bloemen heb ik een passie voor appels. Eetappels, sierappels én wilde appels. Ik ben natuurgids en gids wandelingen rond de wilde appel. Die is quasi uitgestorven, maar mede door inspanningen van het INBO* en het ANB* geherintroduceerd. Zo hebben we de naam Malushof gekozen, wetende dat malus het Latijnse woord voor appel is.’
Hooioppers
Het gemaaid gras gaat ofwel naar de hooischuur voor de Ardense voskopschapen, ofwel naar de hooimijten of hooioppers. Ze vormen een extra element in de boomgaard, waar ik meteen fan van ben.
‘Het is een kunst om het hooi goed op het houten staketsel te draperen’, vertelt Erwin. ‘Het hooi raakt de grond niet. Ideaal bouw je het zo dat het water eraf glijdt, zodat het niet gaat schimmelen. De grond onder de mijt heeft continu schaduw. Alles eronder sterft af, maar de zaden vallen er wel deels door. Gevolg: het jaar erop krijg je op die plaats een minibloemenweide. Ik laat de hooioppers staan tot na de winter. De schapen eten ervan, en de kippen leggen er hun eieren onder. In het voorjaar leg ik de rest rond de fruitbomen. Onze tuin is een gesloten systeem: al het maaisel en snoeisel blijft in de tuin.’
*INBO: Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
ANB: Agentschap voor Natuur en Bos
Tekst Geertje Meire
Foto’s Jan Aelberts




