Vruchten dunnen

Het evenwicht tussen groei en bloei manipuleer je niet alleen door takken te snoeien. Je kunt ook vruchten en bloemen verwijderen. Dit doe je vooral wanneer jouw fruitboom last heeft van ‘beurtjaren’. Hierbij draagt hij het ene jaar zeer veel vruchten en het daaropvolgende jaar weinig of geen.

Energie in bloemknoppen

Door een teveel aan bloemens in het voorjaar te verwijderen, kan de boom meer energie stoppen in de bloemknoppen voor het volgende jaar. Zodra de vruchten gevormd zijn, kun je ook vruchten verwijderen. Wacht hiermee tot na de junirui. Tijdens deze rui werpt de boom immers al een deel van de vruchten af.

Vruchten worden ook verwijderd om de kwaliteit van de overige vruchten te verzekeren. Als een tak te veel vruchten draagt, kan hij niet voldoende energie aan elke vrucht geven waardoor de vruchtkwaliteit achteruit gaat. Zeven tot acht vruchten per meter tak is voldoende. Dan zijn alle vruchten lekker, gezond en goed bewaarbaar. Merk op dat vruchten dunnen een werkje is dat vooral bij laagstammen past. Voor half- en hoogstammen is het een stuk moeilijker uit te voeren en het wordt dan ook bijna nooit toegepast.

Voorkomen van ziektes en plagen

Net als het snoeien, heeft het dunnen van vruchten meerdere functies. Je doet het niet alleen om de groei en bloei van je boom te beïnvloeden. Het dunnen van vruchten is ook een belangrijk hulpmiddel bij de bestrijding van ziektes en plagen. Neem zieke of aangetaste vruchten stelselmatig weg, zodra de vruchtvorming start tot aan de oogst. Als je deze vruchten verwijdert, verliest de fruitboom geen energie aan de afrijping van beschadigde vruchten.

Bovendien dijk je hiermee vaak de verspreiding van de plaag of ziekte in. Bepaalde insecten zoals de pruimenmot (Grapholita funebrana) kunnen tijdens het groeiseizoen meer dan één generatie voortbrengen. Als je de vruchten laat hangen planten ze zich nogmaals voort, vliegen ze opnieuw uit en tasten ze nieuwe vruchten aan. Hetzelfde geldt voor schimmels. Neem aangetaste vruchten weg voor de schimmels sporen vormen en zo met de wind nieuwe vruchten infecteren.