Gepubliceerd op:
23.05.2022

Steden zetten meer en meer in op stadsnatuur, met als doel de plaatselijke biodiversiteit te behouden en verbeteren. Hiervoor schakelen ze stadsecologen in. Een van hen is Geert Heyneman. Hij werkt voor de stad Gent en vertelt ons hoe hij juist te werk gaat.

In 2015 kwam er een verbod op pesticiden voor steden en gemeenten. Vanaf toen besloot de stad Gent om zich honderd procent in te zetten voor een ecologisch en duurzaam beheer. ‘Het deed ons nadenken over een ander beheer en een andere inrichting van stedelijk groen’, zegt Geert. ‘Een van de populaire beheervormen die we nu toepassen is een vrij uitgroeiend heestermassief. Planten die spontaan te dicht bij andere groeien, trekken we van jongs af uit. Zo kunnen de grotere planten uitgroeien en hoeven we niet te snoeien. Door in te zetten op een gelaagde begroeiing vermijden we dat bepaalde dieren zoals slakken het erg naar hun zin krijgen en een plaag vormen. De structuurrijkdom zorgt voor genoeg vijanden om hun populatie in toom te houden. We ontwerpen dus op zo’n manier dat pesticiden helemaal niet nodig zijn.’ 

Image
Een beeld van het groen in het park
Foto's Jolene Cornelis

Warmer stadsklimaat

Ook op het gebied van maaien wil Geert zo weinig mogelijk ingrijpen. Hij kiest meestal voor een combinatie van half-intensief (3 tot 5 keer maaien) en extensief maaien (1 tot 3 keer maaien). ‘Langer gras bevordert het bodemleven en houdt water vast. Dat laatste wordt almaar belangrijker met de toenemende droogte.’

Het droogte-klimaat is volgens de stadsecoloog de grootste uitdaging in een stedelijke context. ‘Boomsoorten met ondiepe wortels, zoals populieren, wilgen en beuken, zien enorm af van de klimaatopwarming. Verschillende soorten zullen in het huidige klimaatscenario uit onze steden verdwijnen. In de plaats komen er andere soorten die zich aanpassen aan het harde en dynamische stadsklimaat.'

Als we bomen en struiken aanplanten, denken we altijd na of de plant op termijn voldoende water zal hebben

Ondanks de verschuiving in soorten blijft het belangrijk om de bodem te verbeteren. ‘Als we bomen en struiken aanplanten, denken we altijd na of de plant op termijn voldoende water zal hebben’, legt Geert uit. ‘Het doel is om een bodem te ontwikkelen die het water vertraagd infiltreert en vasthoudt.’

Image
Stadsecoloog Geert Heyneman

Parken

Verder wijst Geert op het belang van parken, zoals het Zonder-Naampark. Het is een van de kleinste wijkparken van Gent, maar toch is het een paradijs voor flora en fauna. ‘Vroeger bestond het park uit gras, dennenbomen en een kleine haag. Veel onderbegroeiing was er niet. Nu vind je er een compacte struiklaag, bloemrijke bufferzones en graslanden met inheemse bloemen die vijftien procent van de oppervlakte vormen. Daardoor is er nu veel meer leven in het park. Mussen, heidelieveheersbeestjes, spinselmotten, slakken en vleermuizen zijn maar enkele voorbeelden van beestjes die er nu leven.'

Ook in het Kapitein Zeppospark, waar de Gentenaar sinds 2020 kan genieten van 3 hectare groen, vinden diverse diertjes het fijn vertoeven. Door de rijke plantengroei vormden de beboste kaaimuren de basis bij de aanleg van het park. ‘We proberen het stedelijke landschap en de natuur bij elkaar te brengen. Op de muren groeiden er van nature al planten en onderaan ontstond er moerasgebied.’ De stad laat de moerasplanten, zoals riet, spontaan groeien. ‘De insecten die er wonen, houden de uitbreiding onder controle’, aldus de stadsecoloog.

Een gevarieerd landschap trekt uiteraard verschillende diersoorten aan. In het water leven er een tiental vissoorten. De oevers bieden plaats voor vogels zoals de ijsvogel en de grote gele kwikstaart. Op de keiendaken rondom het park broeden zelfs kleine mantelmeeuwen. ‘De braamstruiken aan de oevers dienen als schuilplaats voor vogels en kleine zoogdieren. Daarnaast vormen de struiken een barrière tussen de dierlijke habitat en de parkbezoekers.’ 

 

Ontvang onze nieuwsbrief