Hoewel je korstmossen dagelijks kan zien, zijn het levensvormen waar de meeste mensen weinig aandacht voor hebben. Vaak zijn het harde bobbelige korsten met stippels, soms met franjes of lobben aan de randen, of met fraaie kleurrijke schaaltjes of bekertjes daartussen. Sommige groenachtige soorten gelijken door hun vertakkingen enigszins op mossen. Dat ze menig natuurliefhebber bekoren, verklappen de fantasievolle namen van enkele soorten, zoals het muurzonnetje, het lichtvlekje, het hamsteroortje, het varkenspootje, het girafje, het patatzak-bekermos, het vliegenstrontjesmos of het kauwgommos.
Om het nog bonter te maken, zijn korstmossen helemaal geen mossen, maar een samenlevingsverband of symbiose tussen een schimmel met een alg of een blauwwier. De alg of blauwwier zorgt via fotosynthese voor de aanmaak van suikers die hij deelt met de schimmel. De schimmel bepaalt op zijn beurt de groeivorm en beschermt de alg tegen uitdroging en vraat. In tegenstelling tot vaatplanten, hebben korstmossen geen wortels, stengels, bladeren of bloemen. Hun voedingsstoffen halen ze oppervlakkig uit de natuurlijke verwering van hun ondergrond, uit regenwater en uit stof dat op hen terecht komt. Met zo'n mager dieet kunnen korstmossen hoogstens een centimeter per jaar groeien.
In de tuin kan je ze vinden op allerlei ruwe stenen en betonnen oppervlakten, op dakpannen, op onbehandeld hout, of op de schors en de takken van levende bomen en struiken. Alleen in diepe schaduw groeien ze niet. Laat ze vooral staan, want ze beschadigen noch de ondergrond noch de levende planten. In tegendeel, ze vormen een natuurlijk beschermend laagje. Pissebedden, kevers, nachtvlinderrupsen en allerlei andere kleine insecten vinden er beschutting, vocht en voedsel. Vaak zie je kleine vogeltjes de takken aflopen op zoek naar deze beestjes. Sommige korstmossen zijn populair nestmateriaal.